Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want van dezen zijn het, die in de [17]huizen [18]insluipen, en [19]nemen de [20]vrouwkens gevangen, die met zonden [21]geladen zijn, en door menigerlei [22]begeerlijkheden [23]gedreven worden; 17. Of huisgezinnen. 18. Dat is, loos en onbeschaamd zich voegen in deze. 19. Dat is, met schoonspreken hare harten tot zich trekken, en leiden ze waar zij willen, gelijk men doet degenen, die in den krijg gevangen worden. 20. Namelijk die lichtvaardig van zinnen en ongestadig zijn. 21. Of opgehoopt; die met het pak harer zonden, gelijk een opgehoopte last, zwaar beladen zijn. 22. Namelijk zotte en lichtvaardige, die bij zulke vrouwtjes vele en verscheidene gevonden worden. 23. Namelijk gelijk men de onvernuftige dieren voor zich henen drijft.